Om de geschiedenis van een gebouw te ontrafelen en vast te leggen, maken we gebruik van bouwhistorisch onderzoek. Een pand wordt opgemeten en beschreven, de verschillende bouwfases worden ontleed en de bouwsporen worden geanalyseerd en gedateerd. Er volgt een waardering van de bouwhistorische onderdelen: van indifferent tot hoog monumentaal. Het rapport dat uit het onderzoek voortkomt, speelt een belangrijke rol bij het maken van een restauratieplan en bij de gemeentelijke vergunningsprocedure. Doel van bouwhistorisch onderzoek is daarom niet enkel het opdoen van kennis, maar ook het verbeteren van het restauratieplan.
Achter de voorgevel
Monumentenzorg bestaat al meer dan 100 jaar. Je zou zeggen dat alle monumenten dan al lang in beeld zijn gebracht en alle kennis die kan worden opgedaan in boeken, kaarten en archieven is vastgelegd. Helaas, er is op sommige vlakken nog erg weinig bekend! De monumentenzorg heeft zich lang bezig gehouden met de grote monumenten zoals kerken, kastelen, stadhuizen, molens en dergelijke. Wat betreft de historische woonhuizen en boerderijen is in het verleden vaak op grond van uiterlijke kenmerken bepaald welke hiervan als beschermd monument werden aangewezen, zonder te kijken naar de gebouwen achter de voorgevels.
Bovengrondse “archeologie”
Pas de laatste decennia is in Nederland bouwhistorisch onderzoek in opkomst als de bovengrondse tegenhanger van archeologisch onderzoek. Ondanks de vele verbouwingen blijken omvangrijke delen van de oudste huizen bewaard gebleven. Eigenlijk is de bebouwing één groot archief waar nog veel historische gegevens in verborgen liggen. Onderzoek levert vaak een schat aan nieuwe informatie op. Tegelijkertijd betekent dit dat er nog honderden gebouwen in de gemeente Groningen staan met elementen die teruggaan tot de middeleeuwen en die toch niet beschermd zijn!
Bouwhistorisch onderzoek binnenstad
Tijdens verbouwingen worden veel interessante ontdekkingen gedaan omdat dan de oude constructies en afwerkingen tevoorschijn komen. Steeds weer blijkt dat achter schijnbaar oninteressante gevels en onder traditionele boerderijdaken een eeuwenoude bouwgeschiedenis schuil gaat. In de afgelopen jaren werd steeds duidelijker dat onze kennis van de ouderdom zeer incompleet is. In 2002 heeft de gemeente Groningen daarom besloten een groot bouwhistorisch onderzoek te starten. Doel is een systematisch overzicht te krijgen van alle bouwhistorische elementen van de woonhuizen en boerderijen van vóór 1850 en van de bouwhistorische ontwikkeling van de stad in zijn totaliteit. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de stad en het buitengebied van de gemeente Groningen.
In 2002 begon de zogenaamde voorselectie van dit bouwhistorische onderzoekproject. Tijdens deze inventarisatie bleek dat meer dan 1150 huizen hiervoor in aanmerking kwamen omdat zij bouwhistorische kenmerken vertonen van vóór 1850. In 2003 is begonnen met het eigenlijke onderzoek en dat heeft een schat aan informatie opgeleverd. Naar aanleiding hiervan zijn in 2008 zo’n 150 panden aangewezen als gemeentelijk monument waaronder een aantal enorme middeleeuwse huizen. Het verkennende onderzoek gaat nog steeds door, net als het onderzoek tijdens verbouwingen. Dit laatste heeft in de afgelopen jaren een aantal spectaculaire vondsten en nieuwe inzichten opgeleverd.
Bouwhistorisch onderzoek buiten de binnenstad
Ook boerderijen kunnen veel ouder zijn dan de buitenkant doet vermoeden. Dit bleek uit een onderzoek dat de gemeente enkele jaren geleden begon naar de ouderdom van boerderijen in het buitengebied. De boerderijen op eeuwenoude boerenplaatsen blijken veel in fasen te zijn gebouwd en verbouwd. Hoewel het exterieur anders doet vermoeden, zijn er hier soms zeer oude constructies behouden gebleven.
Een voorbeeld is een boerderij aan de Wolddijk. Deze bleek gebintstijlen te bevatten uit 1492. Het hout van de stijlen was hergebruikt: het was afkomstig van een laag en langwerpig schuurtype dat vroeger algemeen voorkwam en nu geheel is verdwenen. Het verdwijnen werd veroorzaakt door de opkomst van een nieuw schuurtype, de zogenaamde Friese Schuur. Kenmerkend voor de Friese Schuur is het enorme dak met lage zijgevels. Eén van de oudste voorbeelden is Friesestraatweg 422 met een schuur uit 1610.
Uit de onderzoeken blijkt verder dat woon- en bedrijfsgedeelte vaak onafhankelijk van elkaar werden verbouwd. Nu eens was het voorhuis aan de beurt, dan weer de schuur. De muur tussen voorhuis en schuur bleef om praktische redenen veelal staan en bevat daardoor sporen van de diverse verbouwingen. Een mooi voorbeeld hiervan is Westerseweg 2. De ontwikkeling van de boerderij tot vele eeuwen geleden was terug te vinden in de tussenmuur.